Interview Joris Luyendijk (1)

Je hebt nooit genoeg van wat je niet echt nodig hebt
Interview met Joris Luyendijk, journalist The Guardian

Toen ik met hem afsprak, had ik Joris Luyendijk gevraagd of hij nog iets uit Nederland wilde hebben. Dus ging de runderrookworst mee in de tas; met de Fyra naar Schiphol, met British Airways naar London Gatwick, met de trein naar St Pancras station en dan nog een korte wandeling in de winterzon naar The Guardian.

Luyendijk is gevraagd door de hoofdredacteur van The Guardian om blogs te schrijven over de handel en wandel in The City, het hart van de financiële wereld. Vanuit een antropologisch perspectief heeft hij intussen ongeveer tweehonderd bankiers (beurshandelaren, beursmakelaars, fusie- & overnamebankiers) en aanverwanten (executive coaches, headhunters) anoniem geïnterviewd.

Je was Midden-Oostencorrespondent. Zie je parallellen tussen Arabische en de bancaire wereld?
‘Eigenlijk wist ik niets van de financiële sector, maar ondertussen zie ik nogal wat overeenkomsten, zowel in hoe de wereld werkt, als hoe er tegenaan gekeken wordt.
Voor beide werelden geldt dat er stereotypische karikaturen neergezet worden, waar mensen moeilijk vanaf te krijgen zijn: alle zakenbankiers zijn gestoorde macho’s met een enorme geldingsdrang die ons pensioen vergokken en alle moslims worden gezien als terroristen.
In een dictatuur in het Midden-Oosten mag niemand met de pers praten en dat is bij zakenbanken ook zo. De structuren kleuren beide culturen heel sterk. Maar de mensen individueel zijn fatsoenlijker, aardiger dan je zou verwachten. Als je ze vraagt: ‘Heb je nare collega’s?’ dan is het antwoord steevast: ‘Nee eigenlijk niet, zeker niet een op een’. De structuren zijn erger dan je denkt.
Een laatste overeenkomst is dat bij alle twee de groepen het kortetermijndenken (short termism) hoogtij viert. Bij zakenbankiers is het pakken wat je pakken kan, want het kan zo over zijn – lees: ik kan op staande voet ontslagen worden . Datzelfde zie je terug in dictaturen in het Midden-Oosten: je zekerheid is nul. Zo vroeg ik vaak aan Egyptenaren: ‘Waarom betaal je geen belasting?’ ‘Omdat ik er zelf niets aan heb.’ was het antwoord. ‘Het gaat toch naar de verkeerde mensen’. Ook voor ministers in een dictatuur geldt: ‘Het kan zo voorbij zijn.’ Daarom zijn ze zo corrupt. De bottomline voor beiden is de vraag; ‘Hoe ziet mijn incentive-structuur eruit?’ Met zulke hoge risico’s is er dus zero loyalty. En daarom zijn lange termijn investeringen niet interessant.’

Wat is het profiel van de stereotype bankier in The City dat zo sterk de negatieve beeldvorming over banken bepaalt?
‘Het is een alfamens met een hoog IQ, een groot ego, bij mannen veel testosteron en hij heeft geen morele kaders. Hij is zielloos, gewetenloos en heeft geen inlevingsgevoel. Hij is ongevoelig voor kritiek en niet loyaal naar zijn bank of zijn klanten. Hij kent geen echte spijt van zijn daden en het maakt het spannend voor hem dat hij toch weg kan komen met zijn gedrag. Hij draagt dure kleding, reist de wereld rond, rijdt een in sportwagen en gaat naar dure restaurants, Wimbledon en escortclubs. Klanten zijn muppets op hun fee event. Dat is dus het stereotype beeld dat niet klopt maar wel breed zo wordt gezien.’

Waar ligt de grens van hebzucht?
‘Je hebt nooit genoeg van wat je niet echt nodig hebt.’ Het gaat veel zakenbankiers om het spel van geld (‘money is my motivation’) en de macht die je uitoefent. Velen willen de meest succesvolste en de slimste zijn in de race in The City, in de bancaire Champions League. Zakenbankiers zijn met elkaar bezig en de rest van de maatschappij is decor, zij zijn jagers en wij zijn de prooi, of decor. De gedachte is: “Waarom zou ik rekening met jou houden? Jij bent zo onbelangrijk. Ga uit de weg want ik wil nog een groot beest schieten.”
De grens wordt vaak bereikt rond hun 40ste, als ze binnen zijn. In de laatste dertig jaar van hun leven gaan ze het rustiger aan doen – als ze al niet eerder zijn vastgelopen. Ze starten hun tweede carrière bij een groot bedrijf, gaan wijn maken of nog iets moois en idealistisch doen. Je kunt het vergelijken met de Romeinen die eerst vochten in het legioen en dan een stuk grond kregen.
Opnieuw: dit is een stereotiep beeld, nuttig als eerste aanzet om de gedachten te bepalen maar gruwelijk kort door de bocht. Ik tref ook veel mensen die werkelijk klantgericht zijn, en in niets beantwoorden aan dit beeld. Dit is de moeilijkheid: mensen willen voorgeprinte stickers om op ‘de’ zakenbankier te plakken. Maar zulke grove typeringen gaan zelden precies op.’

Je kunt geen 250.000 bankfuncties generaliseren
‘Generalisaties verhullen vaak meer dan ze duidelijk maken. Er zijn gigantisch veel verschillende financiële dieren bij de verschillende banken. De gewone bankier staat hier ver van, maar krijgt wel het stempel van de stereotype zakenbankier. Ze krijgen de schuld van iets waar ze weinig mee te maken hebben. Al hebben ze er wel voordelen van, want retail staat niet los van investment banking. Sommige zakenbankiers zeggen tegen me: “Ik doe hetzelfde als jij, maar ik verdien meer.” Ik schrijf elke keer iets over een ander gebied. En ik doe ook goed werk, want ik volg oliemaatschappijen zodat beleggers niet miskleunen. Point taken.
Een deel van de zakenbankiers is ook niet ongelukkig. Het hangt vooral af van de zakenbank en het vakgebied waarop ze zich richten. Mensen blijven denk ik vooral in dit werk om de kick van de deal. En ondanks de ellende het harde werken (‘staying in till stupid o’clock’), het verlies van vrienden en weinig privéleven, is het moeilijk voor hen om van richting te veranderen. . Het is misschien soms enigszins vergelijkbaar met de vraag waarom mensen in een slechte relatie blijven. Je beseft wat je uiteindelijk allemaal moet gaan veranderen en dan blijft er onvoldoende kracht en te veel onzekerheid over voor een alternatief.’
Luyendijk is er zeker van dat je de beeldvorming over de sector alleen heel langzaam kunt veranderen. ‘De meeste mensen willen alleen horen wat ze willen horen.’